LIKE ONS

maandag 12 december 2005

HALFHART #3

Aangezien dit onbeschrijfelijke boek van Martin Halfhart zo moeilijk te krijgen is, hier nog maar een fragment uit:
Levende dingen gaan dood

"Jezus, wat zie jij er uit!"
"Mag ik binnenkomen?"
"Ja, natuurlijk. Wat is er gebeurt jongen?"
"Ik zit in de problemen."
Ondertussen trok hij zijn winterjas uit en hing hem netjes aan de kapstok.
"Kan ik hier een paar dagen blijven?"
"Tuurlijk, is alles oke met je?"
"Ken je die mop van die man en die twee honden?"
Hij liep achter zijn bezorgde vriend aan de keuken in en ging zitten op de stoel met de kapotte armleuning.
"Nee." Antwoordde zijn verwarde vriend op een vraag die hij zelf al weer was vergeten.
Na al die tijd had hij er nu plotseling genoeg van en rukte de kapotte armlauning los van de stoel. Hij opende het raam en wierp hem het donker in.
"Heb je koffie?"
"Ja."
Terwijl zijn vriend koffie voor hem maakte bleef het onbegrijpelijk stil. Onafgebroken staarde hij uit het raam en probeerde zijn gedachten op een rij te krijgen. Sinds gister ochtend was het eigenlijk alleen maar absurder geworden. Hij was heel zelfverzekerd zijn huis uit gegaan en had haar vanuit een telefooncel opgebelt. Oh god, wat had ze er mooi uitgezien toen ze de cafetaria binnen kwam. Het leek wel alsof iedereen ophield met praten om te zien hoe ze binnen kwam lopen. Zo prachtig. Gek genoeg was hij slechts een half uur later zo verward geweest om twee honden te ontvoeren en mee naar huis te nemen. Wat zullen hun baasjes ongerust zijn. En wat zullen ze schrikken als ze horen hoe hun schatteboutjes terug zijn gevonden.
"Melk?"
"Nee, dankje. Het leek wel een droom."
"Wat?"
"Niks."
Maar hij wist zeker dat het geen droom was geweest, want ondanks zijn opwinding had hij die nacht toch nog ongeveer twee uur kunnen slapen. Man, wat had hij gek gedroomd. Hij was in een park of zo en hij was onder de bank gekropen omdat hij boos was op zijn oma. Ze had alles dat hem aan zijn opa had herinnerd kapot gemaakt. Behalve zijn vergiet. Ach ja, dat vergiet. Als zijn huis ooit nog eens in de brand zou staan en hij had slechts nog tijd om een ding mee te nemen, dan zou het dat vergiet zijn.
Hij wist nog goed hoe zijn opa tot aan zijn laatste adem de grapjas had uitgehangen. 'Vergiet me niet, jongen.'
"Alsjeblieft, jongen."
Verbaast keek hij op. "Dankje."
"Nou, ga je die mop van die man en die twee honden nog vertellen of niet?"
Toen herinderde hij zich ineens iets vreselijks. "Hij had de deur open laten staan!" Riep hij en stond plotseling op en rende het huis van zijn vriend weer uit.

Geen opmerkingen: