LIKE ONS

donderdag 29 december 2005

WROEG IN DE MORGEN een overdagpeinzing

Tjees! Ik heb niet echt zo erg op die dansmariekjes geschouwd. Was bezig met een bleek dansspel onder de beukhouten tafel in de hoek van ons bestamde café. Ola-dyee! Op het moment superiem dat jij met je zweethand de kleefkant verliet om mij trusteloos te vaarwelen beviel mijn zojuist beschatte peperdoos van haar neus en hatsjiede zo ons laatst kruimelend genot tussen de planken. Die tafel stond haar trouwens goed, maar veel verder dan een bezwalkt verweider kwam ik daarna ook niet meer. Weet niet of ik jouw toen nog mijn armslot heb weten aan te bieden voordat ik die oud vertrouwende toonbalie bereek die naar mijn idee alweer was verplaatst sinds de vorige bestelling, bestselling schrijver die je de bent! Ten gelukke had ze mijn favorizerende drankje nog op voor-aad en berustte mijn stem op haar glad gevormde oren om zo nog tot lange na de verlaatte ronde met nonsens-uur op haar in te praten terwijl ik mijn oogbollen hun welwillige gang liet gaan.

INDERHAAST VAN DE NACHT een verslagen avond

Flink doorzopen klakte hij met zijn tong naar een van de meisjes achter de toonbalie. Zijn druivenoogjes twinkelierden vanuit zijn zak over haar gladde vormen. Bijna was hij uitgegleden op haar dijen, maar ze greep zijn blik als een aap een liaan. Ik zal hem eens tonen uit wat voor toonbaliehout ik gegrepen ben, kuchte ze lieflijk van huppetee. Één, twee, slaafkriebel. De derde tel werd in zijn geval meestal een kortstondige jeuk aan zijn meest afhankelijke streek. Lul de Afhanger. Het moest niet platter worden, maar dat werd het wel. Opeengeperst stonden ze even later in het platste café in de haven. Klakken met de tong kon je hier wel vergeten. Evenals de tijd, die ook flink opeengeperst werd. Hij vergat de gehele avond later, maar voor nu leegde hij zijn platvink in 'kriebel' teugen. De drie dansmariekes in de hoek speelden een hoerenlied: "Zwamdoedeljoo, kwistprubeljee, vlagkabbelnoei!" -'Vlagknabbelnoei termótie!' zag men hem denken. "Ik ben cyniast", schreeuwde hij in tweemans' oor. "Ik film geestdriftig andermans idealen aan gort."

Professius, jij weet wat er verder gebeurde, toch? Ik ben toen weggegaan.

UIT DE SERIE: WERELDRECORDS

Deze van de Professius vond ik altijd het beste. We hebben er ook ooit nog filmpjes van gemaakt. Waar zouden die zijn?

De Bubbelebim

Toen wij nog op bowlen zaten
hielden wij onze vingers in de gaten.

woensdag 21 december 2005

SORRY

Nooit gespoten is altijd pis

maandag 12 december 2005

AHA!

En ook nog een fragment uit het ongelooflijk ongeschreven boek Vlammende kippen verwaaien haast niet van Oeuvre Lansebreker.

Zijn deur open? Dacht hij. Sinds zojuist maakte hij zich ernstig zorgen om zijn vriend. De mop met twee honden deed nu allerlei bellen rinkelen die zojuist nog muisstil in een miniatuurkerkje in zijn warhoofd hadden gehangen. Hij had er laatst iets over gelezen in een boek van Martin Halfhart! En nu ging hij terug naar Duitsland alleen om zijn deur dicht te doen? ...godvergeten oetlul die hij was! Het ging natuurlijk om dat wijf! Hij had zijn trage brein wel met een grote steen door een vergiet kunnen stampen. Hij rende in zijn onderbroek achter hem aan de deur(die hij open liet staan) uit. Knotjes, opa! dacht hij nog stiekem even snel. Zijn eigen haar zat keihard en stijf op zijn voorhoofd geplakt. Hij giechelde. Al zijn vriend's overhemden die zij ooit had aangehad waaiden hem vanuit open ramen in het gezicht. Ze roken verdomd goed. Laat staan hoe ze voor hem moesten ruiken! Aan de andere kant, herinneringen stinken haast nooit. Snel liet hij een flinke wind en lachte. Het stormde verschrikkelijk. "Meekomen!", schreeuwde hij tegen alle zacht vlammende, vogelvormige verenballetjes die mistroostig om hem heen dansten. "We moeten iemand opnieuw leren lachen!" Er bleef die dag maar een vraag onbeantwoord(en absoluut niet grappig) liggen op de bovenste plank: "Als alles in iedereen is, waarom ben jij dan niet bij mij!?"

HALFHART #3

Aangezien dit onbeschrijfelijke boek van Martin Halfhart zo moeilijk te krijgen is, hier nog maar een fragment uit:
Levende dingen gaan dood

"Jezus, wat zie jij er uit!"
"Mag ik binnenkomen?"
"Ja, natuurlijk. Wat is er gebeurt jongen?"
"Ik zit in de problemen."
Ondertussen trok hij zijn winterjas uit en hing hem netjes aan de kapstok.
"Kan ik hier een paar dagen blijven?"
"Tuurlijk, is alles oke met je?"
"Ken je die mop van die man en die twee honden?"
Hij liep achter zijn bezorgde vriend aan de keuken in en ging zitten op de stoel met de kapotte armleuning.
"Nee." Antwoordde zijn verwarde vriend op een vraag die hij zelf al weer was vergeten.
Na al die tijd had hij er nu plotseling genoeg van en rukte de kapotte armlauning los van de stoel. Hij opende het raam en wierp hem het donker in.
"Heb je koffie?"
"Ja."
Terwijl zijn vriend koffie voor hem maakte bleef het onbegrijpelijk stil. Onafgebroken staarde hij uit het raam en probeerde zijn gedachten op een rij te krijgen. Sinds gister ochtend was het eigenlijk alleen maar absurder geworden. Hij was heel zelfverzekerd zijn huis uit gegaan en had haar vanuit een telefooncel opgebelt. Oh god, wat had ze er mooi uitgezien toen ze de cafetaria binnen kwam. Het leek wel alsof iedereen ophield met praten om te zien hoe ze binnen kwam lopen. Zo prachtig. Gek genoeg was hij slechts een half uur later zo verward geweest om twee honden te ontvoeren en mee naar huis te nemen. Wat zullen hun baasjes ongerust zijn. En wat zullen ze schrikken als ze horen hoe hun schatteboutjes terug zijn gevonden.
"Melk?"
"Nee, dankje. Het leek wel een droom."
"Wat?"
"Niks."
Maar hij wist zeker dat het geen droom was geweest, want ondanks zijn opwinding had hij die nacht toch nog ongeveer twee uur kunnen slapen. Man, wat had hij gek gedroomd. Hij was in een park of zo en hij was onder de bank gekropen omdat hij boos was op zijn oma. Ze had alles dat hem aan zijn opa had herinnerd kapot gemaakt. Behalve zijn vergiet. Ach ja, dat vergiet. Als zijn huis ooit nog eens in de brand zou staan en hij had slechts nog tijd om een ding mee te nemen, dan zou het dat vergiet zijn.
Hij wist nog goed hoe zijn opa tot aan zijn laatste adem de grapjas had uitgehangen. 'Vergiet me niet, jongen.'
"Alsjeblieft, jongen."
Verbaast keek hij op. "Dankje."
"Nou, ga je die mop van die man en die twee honden nog vertellen of niet?"
Toen herinderde hij zich ineens iets vreselijks. "Hij had de deur open laten staan!" Riep hij en stond plotseling op en rende het huis van zijn vriend weer uit.

maandag 5 december 2005

LANSEBREKER #1

FRAGMENT UIT "VLAMMENDE KIPPEN VERWAAIEN HAAST NIET" van onze eigen OEUVRE LANSEBREKER

Hij zat aan een ondergekliederd bankje in het stadspark vastgeniet. Eenden kwaakten kakkend om hem heen. Met tranen in zijn ogen voelde hij aan het tinnen vergiet in zijn borstzakje. Het was verdomme nog van zijn oma geweest! Hij wilde er peentjes in afgieten. Alleen maar om te laten zien hoeveel hij van peentjes hield. Net zoals Willie Wortel. Godverdomme, wat hield hij veel van Willie Wortel. Hij pakte het blik peentjes uit zijn tas. Maar ach! Hij had natuurlijk geen blikopener bij zich. Die had zijn oma kapot gemaakt. Zij had alles kapot gemaakt! Zijn paraplu, de lievelingsknoop van zijn geruite overhemd en nu ook nog zijn blikopener! Hij beet op zijn lip. Plotseling dook hij onder het bankje en begon wilde majorettebewegingen te maken en gordeldierniezen te imiteren. Ziedend niezend maaide hij stukken gras en kleine kiezeltjes weg. Omstanders waren stil blijven staan maar hadden niet de moeite genomen om dichterbij te komen. Waarschijnlijk stonden ze met tranen in hun ogen te kijken naar die maniak onder het bankje. Ze hadden gezien hoeveel hij van peentjes hield.

HALFHART #2

Nog een fragment uit 'Levende dingen gaan dood' van Martin Halfhart.

Als aan de bank genageld bleef hij zitten. Terwijl hij heeft liefst door de ruit van deze kut cafetaria naar buiten wilde springen. Gewoon om te laten zien hoeveel het hem deed.
"Ik vond gewoon dat je het moest weten..." hoorde hij ergens in zijn achterhoofd galmen. Hij kon het niet geloven. Hij plukte als een gek aan zijn broek en hoopte dat hij hem kapot zou plukken. Gewoon om te laten zien hoeveel het hem deed. Het moest kapot. Alles moest kapot. Alles was kapot. Zij had alles godbetert kapot gemaakt.
Stemmen schreeuwden door zijn kop. Beelden brandden op zijn netvlies. Kapot, kapot, kapot, kapot, kapot!
Toen scheeurde hij zich los van de bank, wankelde tussen al de andere bezoekers door richting de deur, smeet die open en rende naar buiten.
Hij rende en bleef rennen tot hij niet meer kon. Tot hij niet meer wist waar hij was. Tot het donker was. Tot zijn gedachten stil stonden. Ze was achter hem aan gekomen, maar had niet de moeite genomen om ook te gaan rennen of om ook maar te schreeuwen. Ze was waarschijnlijk met tranen in haar ogen voor de cafetaria blijven staan en had zich beseft dat ze hem pijn had gedaan. Ze had gezien hoeveel het hem deed.
Uitgeput boog hij zich voorover waardoor het mes dat hij nog steeds bij zich had in zijn dij prikte. Hij haalde het uit zijn zak en bekeek het nog eens goed. Het was een heel normaal mes, maar wel erg groot. Het was het soort mes waarmee ze in van die kookprogramma's op TV de kruiden mee snijden. Iets wat je ook met een veel kleiner mes kan doen. Allejezus, wat haatte hij die programma's. En eigenlijk alleen maar daarom. Hij stopte het mes terug onder zijn riem. Hij liep door een park waar hij nog nooit geweest was. Het was een slecht verlicht park, maar dat deed hem juist goed. Het liefst wilde hij op dit moment onzichtbaar zijn. In het donker zag hij verderop twee hondenbezitters met elkaar keuvelen. Hun twee honden hadden elkaar echter niks te zeggen en snuffelde een beetje dom de bosjes af, op zoek naar een plaats om hun sporen achter te laten.
Op dat moment kreeg hij een idee wat hem misschien zou kunnen afleiden van de pijn in zijn hart. Hij dook de bosjes in en sloop zo stil mogenlijk in de richting van de twee domme honden...

donderdag 1 december 2005

HALFHART #1

Een fragment uit 'Levende dingen gaan dood' van Martin Halfhart.

Het was zaterdag 12 uur en de bloemen stonden eindelijk op tafel.
"Zuip dan!" schreeuwde hij tegen de roos in het midden van de bos.
Met een plof liet hij zich op de bank vallen en klikte met de afstandsbediening de TV aan.
"Heeft u dit gevoel ook wel eens of kent u mensen die zulke gevoelens hebben? Stuur dan een brief onder vermelding van Dokter Valentijn, naar.." KLIK
Hij kon het niet geloven. Een jaar was er voorbij gegaan en nog steeds had ze niet gereageerd.
Soms had hij de hoop bijna opgegeven, soms had hij bijna genoeg hoop gehad, maar nu was de tijd aangebroken dat hij een knoop doorhakte.
Na een van de diepste zuchten die hij ooit geslaakt had stond hij op. Hij liep naar de keuken. In de keuken opende hij de bestekla. Uit de la pakte hij het grootste mes dat hij kon vinden en bekeek zichzelf in haar reflectie.
Zijn besluit stond vast.